‘IEMAND’ verhalenbundel
2017 Cedris | De afgelopen vijf jaar bewoog ik me schrijvenderwijs op de werkvloer van de sociale werkbedrijven, met als resultaat een serie korte verhalen in het faction-genre – een mix van feitelijk onderzoek en vertelkunde. Bijvoorbeeld over Tim, een beetje te langzaam voor deze snelle wereld, en Tanya, altijd in de contramine. Ze verschenen in het blad van koepelorganisatie Cedris, met illustraties van PF de Jong. Ze zijn nu onder de titel Iemand door de opdrachtgever gebundeld, bij wijze van relatiegeschenk.
Lees hieronder het titelverhaal.
Illustratie PF de Jong
IEMAND
Zelfs als ie er wél was, was ie er niet. Jan. Grijzer dan hij heb ik ze zelden gezien. Z’n haar had een vage, non-descripte kleur. Z’n kleren zagen er steevast uit alsof ze verkeerd werden gewassen, wit en bont door elkaar, uiteindelijk alles grauw. Maar daar lag het allemaal niet eens aan. Dat grijze van hem, dat zat van binnen.
Jan ging totaal op in de achtergrond. Stilletjes voorovergebogen zat ie z’n doosjes te vouwen. Hij zat midden tussen de mensen maar maakte er geen deel van uit. De groep vouwde zich naadloos om hem heen. Voetbalwedstrijden werden besproken zonder zijn inbreng, en als er een grapje werd gemaakt keek niemand of hij ook meelachte.
Als zijn werkleider had ik een tijdlang echt mijn best gedaan. Geprobeerd hem tot andere taken te verleiden dan alleen dat doosjes vouwen. Maar altijd stuitte dat op een muur van ‘laat mij maar’ en ‘ik kan toch verder niks’. Nou, en toen wist ik het ook niet meer. Last gaf hij niet, dus liet ik het maar gaan. En zo werd Jan ook voor mij een grijs stuk achtergrond. Iemand die niemand was.
Jan was geen prater. Dus toen hem vanuit het bedrijf een NLP-achtige gesprekstraining werd aangeboden, had ik er weinig fiducie in. Niet lang daarna vertrok hij van mijn afdeling. Zonder een gat na te laten. Hoe herinner je je een niemand? Ik vergat hem akelig snel.
Maar toen ineens was hij er weer. Zomaar vanuit het grijze niets kwam hij mijn werkvloer opgelopen. Ik herkende hem nauwelijks. Zijn haar was nog steeds vaal en het verschil tussen bonte was en witte was had hij nog altijd niet geleerd, maar verder was alles anders. Kwiek loopje. Doelbewuste blik. Een steekmapje met uitgeprint papierwerk pront onder de arm.
Of ik even tijd had, wilde hij weten. Er was iets in mijn urenopgaaf dat verduidelijking behoefde…
Achteraf gezien had ik het misschien kunnen weten. De manier waarop hij zijn doosjes vouwde. Nooit een frommelhoekje. Elk vouwtje haarfijn gelegd. Dit was een nauwgezet man.
Wist ie zelf ook niet. Maar dat pareltje hadden ze dus uit al die grijsheid opgediept. Dat precieze, dat exacte.
En nu liep hij samen met mij de opgaaf van mijn afdeling door. Competent en precies. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Er was geen slordigheidje dat aan zijn aandacht ontsnapte.
Jan was iemand geworden. Haarscherp afgetekend tegen de grijze achtergrond.